Laudatio uitgesproken door H.A. Kramers op 4 april 1939, bij de promotie van Pierre Alexandre Coenen. Dr. Coenen, gij zijt gekomen uit een sfeer, die ver van de natuurkunde aflag, en Uw werkzaamheid als wiskundig adviseur bij de Pensioensraad is nu ook niet bepaald dezelfde als die van een theoretisch physicus. Toch is er een verwantschap tusschen die twee werkzaamheden. In de eerste plaats gaat het in beide gevallen om uiterst concrete problemen: de millioenen van het pensioensfonds slaan op iets zeer reeels in 't menschelijk leven, zooals de natuurkunde van het concrete gebeuren in de natuur handelt. In de tweede plaats is er echter in beide gevallen ook iets onwezelijksch, bij al die concreetheid; de millioenen waarover we 't zoo even hadden figureren op de door U met zorg toebereide balansen op een analoge etherische wijze als de formules in een onderzoeking op physisch theoretisch gebied. Maar wat de redenen ook mogen zijn, ge hebt in de laatste jaren een innige genegenheid voor de theoretische natuurkunde opgevat, en de feiten zijn er te over om te bewijzen, dat ge ook op dit gebied de arbeid niet geschuwd hebt. Nadat wij eerst tezaamen over een probleem gewerkt en gepubliceerd hebben, waaraan veel numerieke arbeid verbonden was (een uwer stellingen legt er nog rekenschap van af), hebt gij U in deze dissertatie op loffelijke wijze met een meer academisch probleem beziggehouden; met de resultaten daarvan zullen alle kenners der quantummechanica met genoegen en instemming kennis nemen. Het onderwerp is nog lang niet uitgeput; wie weet of gij zelf er nog eens meer in zult presteeren. Ik wensch U en Uw vrouw en kinderen van harte geluk met het zoozeer verdiende behalen van Uw doctorsgraad.